Verschillende onderzoeksgroepen van onze Faculteit Diergeneeskunde en spin-off PathoSense sloegen de handen in elkaar om op zoek te gaan naar een methode om op een snelle manier de antibioticum gevoeligheid van Mycoplasma bovis te bepalen. Het genezen van dieren getroffen door M. bovis is echter een grote uitdaging, aangezien deze bacterie resistent kan zijn aan verschillende antibiotica. Daarnaast kan deze slimme bacterie zich verstoppen voor het afweersysteem van het dier en zo chronische infecties veroorzaken. Het is dus cruciaal om snel te weten voor welke antibiotica M. bovis gevoelig is, zodat een gerichte therapie ingezet kan worden.
In dit onderzoek werd een nieuwe diagnostiek op basis van nanopore sequencing gebruikt. Hierdoor kon het volledige genoom van M. bovis in kaart gebracht worden en de genetische basis van resistentie geverifieerd worden ten opzicht van de tijdrovende huidige testen. In de nabije toekomst zal deze test dan ook binnen enkele dagen tot een antibiogram kunnen leiden en bijgevolg kan er een antibioticumkeuze gemaakt worden die optimaal is voor de dieren, hun eigenaar en de volksgezondheid. Ook kan dit onderzoek een belangrijke bijdrage betekenen voor de humane geneeskunde, waar Mycoplasma infecties ook regelmatig voorkomen en antibioticumresistentie mogelijk ook een probleem is.
Het onderzoek werd gefinancierd door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. De resultaten werden gepubliceerd in een peer-reviewed tijdschrift: Bokma J., Vereecke N., Nauwynck H., Haesebrouck F., Theuns S., Pardon B., Boyen F. 2021. Genome-wide association study reveals genetic markers for antimicrobial resistance in Mycoplasma bovis. Microbiology Spectrum, e00262-21.

Met de winter in aantocht en de daartoe behorende respiratoire uitbraken, is snelle detectie en correct handelen van enorm belang. Snelle beschikbaarheid van de diagnostische testresultaten tijdens zo’n uitbraak zijn cruciaal om de juiste volgende stappen te ondernemen. Tot deze stappen kunnen zowel een therapeutische behandeling, maar ook specifieke bioveiligheidsmaatregelen of vaccinatie behoren. Ondanks recent ontwikkelde snelle diagnostische testen, blijft er nog steeds een belangrijke tijdsverlies tussen staalname en testresultaat. Bovendien gaan deze testen gepaard met een financiële kost.
Om al deze redenen heeft Thomas Lowie (Inwendige Ziekten Grote Huisdieren, PneumoNEE) geprobeerd een niet-invasieve tool te ontwikkelen dat de dierenarts kan helpen om tijdens eerste confrontatie met een uitbraak van respiratoire aandoeningen een inschatting te maken van de meest waarschijnlijke ziekteverwekker, zonder dat er dieren bemonsterd moeten worden. Verschillende beslissingsbomen voor zowel individuele pathogenen als pathogeen groepen (Mycoplasma bovis, Virussen, Pasteurellaceae) zijn ontwikkeld. Huidige beslissingsbomen kunnen een hulpmiddel zijn maar vervangen huidige diagnostiek niet. De kerndierenartsen gaan er alvast deze winter mee aan de slag.
Bron: Het onderzoek werd gepubliceerd in het Preventive veterinary medicine (2021, 11, 105469) en gefinancierd door het VLAIO LA PneumoNee project.

 

BRSV (bovien respiratoir syncytieel virus) is één van de meest gevreesde luchtwegvirussen, omdat het op zich dodelijk kan zijn, zeker bij Belgisch witblauw runderen. De griepbarometer (DGZ/ Inwendige Ziekten UGent) toont dat de epidemie elk jaar terugkeert en vanaf november aanzwengelt om te pieken in december of januari. Waar het virus in de zomermaanden overleeft is niet goed gekend. Feit is dat er elk jaar wel uitbraken zijn.
Zo werd het PneumoNEE team eind augustus ook geconfronteerd met een uitbraak van RSV, met sterfgevallen. In het najaar en de winterperiode werd er op dit bedrijf consequent gevaccineerd, maar in de zomerperiode werd er dan weer niet gevaccineerd. Hoewel uitbraken zeldzaam zijn in de zomer, heeft het niet vaccineren op dit bedrijf grote gevolgen gehad. Vaccineren op leeftijd, het hele jaar rond blijft de meest veilige optie.

 

Pneumonie op jonge leeftijd bij melkvee kalveren heeft vele economische gevolgen op korte en lange termijn. Het is tot op de dag van vandaag nog steeds één van de belangrijkste economische problemen in de rundvee industrie.
Een recente studie analyseerde alle eerder gepubliceerde resultaten in verband met economische verliezen ten gevolge van pneumonie op jonge leeftijd bij melkvee kalveren. Er werd vastgesteld dat bij vaarzen waar er pneumonie op jonge leeftijd werd gediagnosticeerd, deze 2,85 keer meer kans hebben om te sterven en 2,3 keer meer kans hebben om vroegtijdig opgeruimd te worden (voor de eerste kalving) in vergelijking met vaarzen waarbij geen pneumonie werd vastgesteld op jonge leeftijd. Ook een verminderde gewichtstoename tot 0,067 kg/dag en een gedaalde melkproductie tot 121,1kg melk tijdens de eerste lactatie werd vastgesteld bij vaarzen die een episode van pneumonie hebben doorgaan. Verder kan pneumonie ook leiden tot een verlate afkalfleeftijd (8 dagen tot 2 weken). Deze studie toont duidelijk aan dat er grote economische gevolgen zijn gekoppeld aan pneumonie op jonge leeftijd bij melkvee kalveren en dat preventie, vroege detectie en correcte behandeling van groot belang zijn.
Bron: Effects of calfhood respiratory disease on health and performance of dairy cattle: A systematic review and meta-analysis, Journal of Dairy Science, 2021

28/05/2021

Fijn stof gehaltes in kalverstallen zijn lager dan bij varkens en pluimvee, maar wel gelinkt aan pneumonie!
Een recente studie van de UGent (Inwendige Ziekten Grote Huisdieren) bepaalde de fijnstof concentratie in kalverstallen op 24 melkvee- en 23 vleesveebedrijven. Zowel de grotere fractie (PM10) als de kleinere (PM2.5) en ultrakleine fractie (PM 1.0) werden gemeten. De gemiddelde concentratie van PM10, gemeten over 24 uur, was 70.3 µg/m3 wat veel lager is dan de 100 tot 500 keer hogere waarden die bij varkens en pluimvee gemeten worden. Wel konden Katharina van Leenen en Bart Pardon aantonen dat kalveren die blootgesteld waren aan concentraties van de zeer fijne stoffractie (PM1.0) groter dan 49.1 µg/m3 13 keer meer kans hadden op pneumonie (longontsteking), zoals vastgesteld via longecho. Ook bleek het stof hoge gehaltes aan endotoxinen (de wanden van gram negatieve bacteriën) te bevatten, die ook gelinkt waren met pneumonie bij waarden groter dan 8.5 EU/kg. Fijn stof remt het trilhaar-slijmsysteem van de luchtwegen en remt de werking van witte bloedcellen, waardoor dieren gemakkelijker longontsteking zouden ontwikkelen veroorzaakt door een nieuwe infectie of de eigen reeds aanwezige bacteriën (bv. Pasteurellas). Dit is de eerste studie naar het verband tussen fijn stof in kalverstallen en longontsteking, en toont duidelijk aan dat er dringend nood is aan vervolgonderzoek om een gezond stalklimaat te kunnen garanderen.
Dit onderzoek werd gepubliceerd in het vaktijdschrift Journal of Dairy Science (van Leenen et al., 2021) en gefinancierd door het bijzonder onderzoeksfonds van Universiteit Gent.

 

16/04/2021

Boerderij publiceerde afgelopen week een artikel over het Pneumonee project, waarin men er in slaagde ons concept heel duidelijk in beeld te brengen en meteen ook de praktische kant van het verhaal te benaderen. Er werd ook een reactie gevraagd van dierenartsen werkzaam bij KNMVD, GD en de farmacie. Longecho wordt er veelbelovend genoemd en ‘een nuttige aanvulling op de bestaande diagnostiek‘. Wel stelt men zich de vraag of het allemaal praktisch haalbaar kan zijn op bedrijven met 100-den dieren.
Daarop zoeken we in pneumoNEE samen met onze kerndierenartsen en -veehouders een antwoord!
Algemeen ontvangt het project positieve commentaren en kijken onze Noorderburen vol interesse uit naar de komende evoluties.
Wil je het artikel zelf eens lezen, dit kan op boerderij.nl
Via deze link kom je uit op artikel: https://www.boerderij.nl/luchtwegproblemen-gerichter-behandelen
(Maak hier een gratis account aan: https://www.boerderij.nl/Registratie/?returnurl=%2f)
Of wil je beelden zien van hoe wij te werk gaan, kan dit op volgende link: https://www.boerderij.nl/longechografie-bij-kalf-kan-gamechanger-zijn

18/03/2021

Kalveren beschermen tegen koude: hoe doe je dat?
Tip 3: warmteverlies beperken
Kalveren, en in het bijzonder melkveekalveren, hebben een groot lichaamsoppervlak t.o.v. hun gewicht én weinig lichaamsvet. Lichaamsvet is niet enkel een goede energiebron om op te warmen maar zorgt ook voor isolatie. Magere kalveren verliezen dus meer lichaamswarmte en zijn dus gevoeliger aan koudestress, waaronder tocht. In studies ziet men dan ook systematisch dat magere kalveren een verhoogde kans op longontsteking hebben. Bij paarden is het opleggen van een deken al lang ingeburgerd, ook omdat deze diersoort in tegenstelling tot runderen sterk kan zweten. De laatste jaren worden ook meer en meer ‘kalfvestjes’ gebruikt om de dieren te beschermen. Onderzoek toonde ook aan dat een goede ‘nesting score’ belangrijk is. Deze verkrijg je door steeds een hoeveelheid stro te voorzien, voldoende voor het kalf om zijn poten volledig in weg te stoppen. Verder kunnen warmteverliezen beperkt worden door te zorgen dat de kalveren droog zijn. Regeninval vermijden en zorgen voor een droge bedding door goede drainage is cruciaal. Kalveren kunnen ook door het liggen tegen een koude, betonnen muur veel warmte verliezen en koudestress ervaren. Het gebruik van beter isolerend materiaal (plastic, hout,…) als wand kan dit beperken.

14/02/2021

Kalveren beschermen tegen koude: hoe doe je dat?
Tip 2: beschermen tegen tocht
Tocht staat voor een combinatie van luchtverplaatsing met een lage temperatuur. Door de luchtverplaatsing treedt het zogenaamde ‘wind chill effect’ op dat ervoor zorgt dat de gevoelstemperatuur van 10°C veel kouder aanvoelt als er luchtverplaatsing is. Tocht kan gemeten worden, maar praktisch volstaat het al om zich op het niveau van de kalveren te plaatsen en te voelen of er tocht is. De dieren vertellen in groepsboxen ook vaak zelf waar het onaangenaam vertoeven is, door op andere plaatsen te gaan liggen. Problematisch wordt het als dieren niet kunnen schuilen voor tocht. Rookproeven kunnen helpen om plaatsen met tochtrisico te identificeren, zowel via de bewegingssnelheid van de rook als eventuele valbewegingen (koudeval). Wees u ervan bewust dat lucht die via een opening minder dan twee meter boven de stalvloer binnenkomt, onvoldoende opgewarmd is alvorens deze de kalveren bereikt. U kan de dieren beschermen door geleidingsplaten (2.5 meter lang en parallel met het dak te installeren) onder de luchtinlaten aan te brengen en/of de wind te breken t.h.v. de lucht in- en uitlaten (windbreeknet of spaceboarding). Tot slot kunnen kalveren meer koudestress ervaren in hoge, ruime stallen, omdat ze deze onvoldoende opgewarmd krijgen. In dergelijke situatie kan opnieuw een geleidingsplaat gebruikt worden waaronder er een aangenamer microklimaat kan zijn.

 

12/02/2021

De afgelopen dagen heeft de winter zich duidelijk laten voelen en zien. Met nachten ver onder het vriespunt, vraagt het jongvee wat extra aandacht. Om de kalfjes door deze koude dagen te helpen, worden er deze week enkele tips gepost om de kalveren te beschermen tegen de kou!
Alvast onze eerste tip.
Tip 1: voeding aanpassen
Bij temperaturen lager dan 10°C (onderste grens van de comfortzone bij het kalf), heeft een kalf meer energie nodig om de lichaamstemperatuur op peil te houden. Deze energie is dan niet beschikbaar voor groei. Bij een kalf jonger dan 3 weken is dat zelfs 15 °C.
Om de groei te vrijwaren en te verzekeren dat de dieren genoeg energie hebben voor het immuunsysteem kunnen we ofwel de hoeveelheid melk per dag verhogen, de melk indikken (melkpoeder), melkpoeder met een hoger vetgehalte voeren of bij reeds herkauwende kalveren het ruwvoergehalte verhogen.
Voor elke 5°C lager dan 15°C (of 10°C als ouder dan 3 weken) is er 50 gram extra melkpoeder per dag nodig. Dit komt neer op het voeren van 6 liter melk met 150 g poeder/L i.p.v. de standaard 125 g. Zorg steeds dat er vers water ter beschikking is (ook al is dat niet evident bij vriesweer) om zoutintoxicatie te voorkomen. Voor koemelk komt dit neer op 0,33 liter extra melk per dag.
Verder kan er ook overgeschakeld worden naar een melkpoeder met een hoger vetpercentage (meer energie), bv. van 15% naar 20% vet. Voor oudere kalveren die al herkauwen kan door het verhogen van het gehalte ruwvoeder (bv. fijngehakseld koolzaadstro vermengd in krachtvoeder) de warmteproductie door de pens verhoogd worden.
Bron: Drackley, Veterinary Clinics Food Animal Practice 2008

10/02/2021

Veehouders beseffen heel goed dat de stal, of beter gezegd het stalklimaat, een grote invloed heeft op het voorkomen van pneumonie (longontsteking). Er zijn normen voor een goed stalklimaat beschikbaar, maar de wetenschappelijke onderbouwing van deze waarden naar het risico op longontsteking ontbreekt in grote mate. In haar doctoraatsonderzoek bestudeerde Dr. Katharina van Leenen (UGent) de link tussen stalklimaat en pneumonie op 60 Vlaamse melk- en vleesveebedrijven in de periode januari tot april. Ze stelde m.b.v. longechografie vast dat 41% van de kalveren longontsteking had. De meeste (92%) van de stallen waren natuurlijk geventileerd en 25% was volledig gesloten. Het stalklimaat was zeer variabel met gemiddelde 24 uurs temperaturen tussen 5.5 en 23.9°C, een relatieve vochtigheid van 52.2 tot 91.6% en ammoniakgehaltes van gemiddeld 1.7 ppm tot maximaal 10 ppm. Voor ammoniak bleken 24 uurs metingen het meest informatief: hoe meer uren het ammoniak gehalte hoger was dan 4 ppm, hoe groter het voorkomen van pneumonie. Verrassend kon ook een éénmalige meting van de luchtsnelheid al gelinkt worden aan de kans op pneumonie met als afkapwaarde >0.8 m/sec. Tot slot was het niet in de stallen met een lagere temperatuur, maar juist in deze met een hogere temperatuur dat er een verhoogde kans op pneumonie was. Deze studie maakt de invloed van stalklimaat op kalverpneumonie meer concreet, maar maakt het daarnaast ook duidelijk dat er meer kennis nodig is om aangepaste normen voor een gezond stalklimaat voor kalveren op te kunnen stellen.
Bron. Dit onderzoek werd gepubliceerd in het veterinaire vaktijdschrift Preventive Veterinary Medicine (181, 2020), gefinancierd door het Bijzonder Onderzoeksfonds van Universiteit Gent en uitgevoerd aan de Vakgroep Inwendige Ziekten van de Grote Huisdieren (Prof. Pardon).

 

05/02/2021